- bang
- bang1{{/term}}〈bijvoeglijk naamwoord〉1 [vrees voelend; gauw angstig] peureux 〈v.: peureuse〉2 [angstig makend] angoissant3 [bezorgd] inquiet 〈v.: inquiète〉♦voorbeelden:1 bang uitgevallen zijn • être peureux de naturebang worden • prendre peurniet bang uitgevallen zijn • ne pas avoir froid aux yeuxhij is bang voor honden • il a peur des chiensbang zijn dat • avoir peur que … (ne) 〈+ aanvoegende wijs〉2 bange dagen • jours d'angoisseeen bange droom • un rêve angoissanteen bang voorgevoel • un sombre pressentiment3 ik ben bang dat het niet lukt • j'ai peur que ça ne marche paswees daar maar niet bang voor • n'aie pas peur————————bang2{{/term}}〈tussenwerpsel〉1 bang!⇒ boum!
Deens-Russisch woordenboek. 2015.